7 december 2016

 

(De inmiddels beruchte) uitspraak van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden van 17 augustus en een latere uitspraak van de Rechtbank Den Haag 

 

Veel gastouders werken als zzp’er. Op 17 augustus heeft het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden een uitspraak gedaan die voor als zzp’er werkende gastouders verstrekkende gevolgen lijkt te kunnen hebben. Het Gerechtshof heeft in deze zaak kort gezegd geoordeeld dat gastouderbureaus wettelijk gezien veel zeggenschap hebben en de gastouder daarom niet over genoeg zelfstandigheid beschikt om van ‘zelfstandig ondernemer’ te kunnen spreken. De vraag was of de opbrengsten uit de werkzaamheden van de gastouder voor de belastingen te kwalificeren zijn als winst uit onderneming. Helaas is men in deze zaak niet naar de Hoge Raad gestapt.

De Belastingdienst heeft inmiddels meerdere, zo niet vele, gastouders aangeschreven met de mededeling dat van hun aangifte over jaar x wordt afgeweken omdat geen sprake zou zijn van inkomsten uit winst maar van resultaat uit overige werkzaamheden en dat daarbij geen recht op zelfstandigenaftrek, startersaftrek en/of MKB-winstvrijstelling bestaat. Hierbij wordt gewezen op de uitspraak van het Hof van 17 augustus. 

Inmiddels is door de Rechtbank Den Haag eenzelfde soort uitspraak gedaan waarin wordt verwezen naar de uitspraak van het Hof Arnhem – Leeuwarden van 17 augustus. De rechtbank Den Haag overweegt dat in de wet- en regelgeving strikte wettelijke eisen aan gastouderbureaus en, in het verlengde daarvan, aan gastouders worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de gastouder, gelet op deze wettelijke verplichtingen, ten opzichte van de gastouderbureaus niet over voldoende zelfstandigheid beschikt om als ondernemer te kunnen worden aangemerkt (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 17 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6586). De stelling van de betreffende gastouder dat haar situatie anders is dan de situatie die aan de uitspraak van 17 augustus ten grondslag ligt, volgt de rechtbank niet nu op deze gastouder dezelfde wettelijke bepalingen als op de gastouder uit de uitspraak van 17 augustus van toepassing zijn. De gastouder heeft verder nog gesteld dat de invloed van de gastouderbureaus in de praktijk van ondergeschikte invloed is op haar werkzaamheden en dat het toezicht dat de gastouderbureaus uitoefenen in de praktijk weinig voorstelt. De rechtbank is echter van oordeel dat de vraag of er daadwerkelijk wordt gehandeld conform de geldende wettelijke bepalingen, gelet op hetgeen in de uitspraak van 17 augustus is overwogen, niet relevant is.

 

Dit is opnieuw geen gunstige uitspraak voor gastouders als zelfstandig ondernemers. Het valt te hopen dat beroep wordt ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag zodat het Gerechtshof Den Haag en wellicht ook de Hoge Raad er een uitspraak over kunnen doen. Als De Gastouderjurist. daar meer over weet, zal dat hier geplaatst worden. 

 

 

© 2016 De Gastouderjurist.