Juli 2017
Uitspraak Gerechtshof Den Haag
Het Gerechtshof Den Haag heeft recentelijk in een zaak van een gastouder tegen de Belastingdienst geoordeeld dat een gastouder wel degelijk zelfstandig ondernemer kan zijn. Dit is fijn nieuws voor gastouders in vergelijkbare situaties. Ook is het goed nieuws omdat er nu voor het eerst een uitspraak is gedaan die gaat over het zelfstandig ondernemerschap van een gastouder door een (ander) Gerechtshof nadat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afgelopen augustus een uitspraak deed die veel paniek veroorzaakte onder gastouders. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde toen dat gastouderbureaus wettelijk gezien veel zeggenschap hebben en de gastouder daarom niet over genoeg zelfstandigheid beschikt om van ‘zelfstandig ondernemer’ te kunnen spreken. Het Hof Den Haag ziet dit in deze zaak anders.
Het Hof Den Haag (hierna: ‘Het Hof’) is van oordeel dat de voordelen uit de activiteiten van de betreffende gastouder in de jaren waar het in deze zaak om ging (2010-2012) als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt:
Het Hof is van mening dat de betreffende gastouder voldoet aan de eisen van duurzaamheid, omvang, beschikbare tijd en het aantal opdrachtgevers. Deze gastouder is sinds 2007 gastouder, ze heeft via drie geregistreerde gastouderbureaus overeenkomsten met vraagouders gesloten, ze werkt op meerdere dagen per week, heeft zes tot zeven kinderen opgevangen, van drie tot vier ouders, waarmee zij in de jaren waar het in deze zaak om gaat omzetten heeft behaald tussen de ongeveer 8800 en 10500 euro. Wat betreft de grootte van de brutobaten en de winstverwachting neemt het Hof ook in aanmerking dat de omzetten van de gastouder in de jaren 2013-2015 een duidelijke stijgende lijn vertonen, tot bedragen hoger dan 20000 euro.
Ook is het Hof van oordeel dat de gastouder ondernemersrisico loopt, in de eerste plaats in de vorm van debiteurenrisico. Hierover zegt het Hof dat vaststaat dat wanneer de vraagouders de gefactureerde bedragen niet voldoen, de gastouder geen betaling voor de door haar verrichte werkzaamheden ontvangt en dat het gastouderbureau in dit verband slechts een kassiersfunctie vervult. Ook geeft het Hof aan dat de betreffende gastouder inkomensrisico loopt doordat zij bij ziekte, vakanties en andersoortige afwezigheid geen inkomen heeft. Daarnaast geeft het Hof aan dat de gastouder risico loopt op omzetverlies omdat vraagouders de overeenkomst kunnen opzeggen.
Verder vindt het Hof het wat betreft de bekendheid naar buiten aannemelijk dat deze gastouder zelf haar acquisitie heeft verricht en 80% van haar klanten zelf heeft geworven, zonder tussenkomst van een gastouderbureau, door onder andere gebruik te maken van een eigen website, facebookpagina, visitekaartjes en mond-tot-mondreclame.
Dat de gastouder relatief weinig heeft geïnvesteerd, doet volgens het Hof aan het ondernemerschap niet af omdat dit inherent is aan de aard van de activiteiten, namelijk kinderopvang op het eigen woonadres.
Over de rol van het gastouderbureau zegt het Hof dat de bepalingen in de Wet Kinderopvang het voor de gastouder noodzakelijk maken om haar werkzaamheden als gastouder door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau te verrichten omdat de vraagouders alleen dan aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Het Hof geeft aan dat het gastouderbureau als wettelijke taken heeft zorg te dragen voor het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang en het doorgeleiden van betalingen van ouders aan gastouders.
Het Hof geeft hiernaast aan dat het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen wordt uitgeoefend door het college van de betreffende gemeente en de door dit college aangewezen toezichthouder, de GGD dus. In het kader van het toezicht op de naleving van de veiligheidsvoorschriften heeft het gastouderbureau slechts een signalerende functie.
Het Hof vindt het in deze zaak tevens niet aannemelijk dat de gastouder feitelijk is onderworpen aan strakke regels, controle en toezicht van de gastouderbureaus. Het Hof acht de rol van de gastouderbureaus in de praktijk veeleer beperkt tot bemiddeling, begeleiding en doorgeleiding van betalingen. Het Hof is van mening dat de rol van de gastouderbureaus dan ook niet afdoet aan de zelfstandigheid van de betreffende gastouder. Ook brengen het bestaan van wettelijke voorschriften met betrekking tot de kwaliteit en de veiligheid en het toezicht op de naleving daarvan, niet met zich mee dat deze gastouder onvoldoende zelfstandigheid bezit om als zelfstandig ondernemer te kunnen worden aangemerkt.
Het Hof geeft ook nog aan dat de vraagouders de opdrachtgevers zijn van de gastouder, dat de vraagouders zelf een oplossing moeten zoeken wanneer de gastouder niet in staat is opvang te bieden, dat de betreffende gastouder onafhankelijk van het gastouderbureau bepaalt hoeveel uren zij werkt en wanneer zij werkt, dat deze gastouder aannemelijk heeft gemaakt haar eigen tarieven te bepalen en dat hieraan niet afdoet dat zij een nagenoeg uniform tarief (rond de 5 euro) hanteert, dat is afgestemd op het maximale uurtarief waarover vraagouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen.
Het Gerechtshof Den Haag concludeert dat de betreffende gastouder haar werkzaamheden voldoende zelfstandig verricht om als ondernemer te kunnen worden beschouwd.
NB: elke situatie is anders, elke gastouder heeft een unieke situatie die als zodanig moet worden beoordeeld. Dat wat het Gerechtshof Den Haag in deze uitspraak zegt over de rol van gastouderbureaus lijkt echter voor alle gastouders goed nieuws!
© 2017 De Gastouderjurist.